Artikel 3, § 1 WHW bepaalt dat een huurovereenkomst voor een woning die dient als hoofdverblijfplaats, geacht wordt te zijn aangegaan voor een duur van negen jaar. Hieruit volgt dat een overeenkomst waarin de duurtijd niet werd gepreciseerd, automatisch wordt geacht te zijn aangegaan voor een duur van negen jaar. Het is dan ook niet mogelijk om een woninghuurovereenkomst van onbepaalde duur aan te gaan. Werd dit toch zo gestipuleerd in de overeenkomst, dan wordt de huur geacht voor negen jaar te zijn afgesloten.

Terwijl het principe is dat de standaardhuur negen jaar duurt, voorziet de Woninghuurwet in de mogelijkheid om een afwijkende duur overeen te komen: ofwel de huur van korte duur, ofwel de huur van lange duur, ofwel de levenslange huur.