Onder voorbehoud van de beperking van de maximumduur tot 99 jaar, staat de contractuele vrijheid centraal bij de bepaling van de duur door de partijen. Men kan een onderscheid maken tussen:

Schriftelijke huurovereenkomsten van onbepaalde duur en mondelinge huurovereenkomsten (artikel 1736 BW)

  • Van deze overeenkomsten wordt verondersteld dat ze per maand zijn aangegaan;
  • Opzegging is dan ook vereist;
  • De opzeggingstermijn wordt normalerwijze tussen de partijen vastgesteld in de huurovereenkomst. Is dat niet het geval en werd dus geen termijn bepaald, ook niet in mondelinge huurovereenkomsten, dan geldt een opzeggingstermijn van één maand.

Schriftelijke huurovereenkomsten van bepaalde duur (artikel 1737 BW)

  • De huur eindigt van rechtswege bij het verstrijken van de bepaalde duur;
  • Er is geen opzegging vereist;
  • Er is geen vervroegde beëindiging mogelijk, tenzij dit uitdrukkelijk voorzien is in de huurovereenkomst.