Een levenslange woninghuur wordt afgesloten voor het leven van de huurder en moet schriftelijk worden aangegaan. Bij gebrek aan een geschrift, wordt de huur geacht te zijn aangegaan voor een standaardduur van negen jaar.

Voor de geldigheid van de huurovereenkomst tussen partijen volstaat een onderhands geschrift (artikel 1325 BW), maar met het oog op de tegenstelbaarheid van de huurovereenkomst aan derden moet de publiciteitsvereiste gerespecteerd worden. Dit betekent dat de huurovereenkomst moet overgeschreven worden in de registers van de hypotheekbewaarder (artikel 1 Hyp.W.). Enkel een authentieke akte zal door de hypotheekbewaarder kunnen overgeschreven worden (geen onderhands geschrift). Om die reden moet de levenslange huurovereenkomst bij notariële akte opgemaakt worden.

De huur eindigt van rechtswege bij het overlijden van de huurder en is in die zin een kanscontract.